Landenweb.nl

GAMBIA
It is nice to be nice

It’s nice to be nice

De eerste keer dat je je hotel uitloopt, adem je eens diep in en uit. Van het vliegveld naar het hotel
heb je vanuit de bus de stoffige straatjes, de armoedige huisjes met golfplaten daken en de grote
hoeveelheid kleurrijk geklede mensen gezien en het geheel was adembenemend.

Je bent erg benieuwd naar die wereld en je bent voorbereid door je speurtocht op internet. Voor je
gemoedsrust scheelt het dat je weet dat Gambia het minst criminele land van Afrika is. Maar je weet
ook dat zo ongeveer elke Gambiaan je iets zal proberen te verkopen, een dienst aanbiedt of als je
dat echt allemaal niet wilt, uitgebreid zal laten weten dat je van harte welkom bent in zijn land.

Het eerste half uur buiten de veilige omgeving van je viersterren hotel, voelt dan ook als spitsroeden
lopen. Je staat op scherp zodat je niks aangesmeerd krijgt dat je niet wil en voorkomt dat er mensen
meelopen die later hun hand op zullen houden. Je slaat alles wat ze je aanbieden vriendelijk maar
beslist af en je begint je een beetje wanhopig af te vragen of die aandacht voor je persoon zo blijft.
De volgende gids die zich voorstelt en een bijzonder vriendelijk gezicht heeft, laat je dus maar met
je meelopen en wonder boven wonder; de rest van de bevolking wuift en knikt je goedendag, maar
blijft op gepaste afstand.

En dat is nog maar de eerste zegen van een goede gids. Hij weet overal de weg, vertelt je
wetenswaardigheden en heeft vrij snel door wat je leuk vindt. Zoals een dagje naar het paradijselijke
Jinack Island. De taxi staat ’s ochtends klaar, de kaartjes voor de veerboot worden geregeld en aan de
overkant in Barra de noodzakelijke four wheel drive. Deze moet voor vertrek aangeduwd worden,
maar rijdt vervolgens moeiteloos over mulle zandpaden en door de laagstaande rivier. Totdat een
band het begeeft. ‘Daarom heb ik dus een reserveband bij me’, straalt de chauffeur, alsof hij zojuist
persoonlijk het wiel heeft uitgevonden. Op de nuchtere vraag hoe dat dan moet als de reserveband
ook kapot gaat, is hij verbaasd over zoveel onwetendheid. ‘Dan bel ik toch gewoon.’ Niet het eerste
dat in je opkomt midden in de bush, maar blijkbaar hebben ze hun eigen wegenwacht.

De tocht is zelfs zonder de beloofde eindbestemming al de moeite waard. Maar als de four wheel
drive verruild wordt voor een kano is al snel duidelijk waaraan Jinack de bijnaam ‘paradise island’
dankt. Vanaf de rivier glimt de pracht van het eiland je al tegemoet en zodra je voet aan wal zet,
word je ontvangen door vriendelijke mensen die weinig hebben en alles met je willen delen. De
kinderen lachen er zo uitbundig, telkens als je ze hun eigen beeltenis laat zien op je camera, dat
uren later nog een glimlach op je gezicht gegrift staat. En dan heeft het eiland ook nog eens een
adembenemend prachtige natuur en 9 kilometer lang hagelwit strand waar je uren kunt lopen en
hooguit een kudde koeien en een eenzame fietser tegenkomt.

Als je wilt en er de energie voor hebt, regelt je gids iedere dag een prachtige tocht voor je. Gambia
bezit voldoende schatten om dat wekenlang vol te houden. Van vissen op de oceaan, een boottocht
door de mangroven, een bezoek aan een van de nationale parken, op safari in Senegal tot een
bezoek aan het trieste James Island, het laatste stukje Afrika dat duizenden tot slavernij gedwongen
West-Afrikanen nog ooit te zien kregen.

Natuurlijk kun je ook met de door reisorganisaties georganiseerde tours mee, waarbij je met een
groep van veertig op een ’authentiek Gambiaans dorp’ wordt losgelaten. Waarna je een kwartier
later weer de bus in wordt geloodst voor de volgende ‘authentieke bestemming’ op het traject

dat wekelijks wordt afgelegd. Goedkoper dan op pad met je eigen gids is het niet, maar als je een
voorkeur hebt meer Nederlanders te leren kennen dan Gambianen beslist een goede keuze.

Als je vakantie meerwaarde krijgt door contact met de lokale bevolking zit je in Gambia zeker goed.
Ze vinden je net zo exotisch als jij hen en nodigen je graag uit in hun ‘compound’ zodat de familie
ook kennis kan maken met dit volk uit een andere wereld. Hun credo ‘it’s nice to be nice’, zul je zeker
meerdere keren per dag horen als je ze bedankt voor een spontaan aangeboden tip of helpende
hand. Met een beetje geluk raak je al na een paar dagen bedwelmd door het Gambiavirus en loop je
net zo relaxed rond als de Gambianen zelf.

De eerste keer weer onder Nederlanders in de bus naar het vliegveld is het in die relaxstand dan
soms wel even omschakelen. Als de bus het halverwege begeeft, begint binnen tien seconden een
flippende landgenoot te schelden op de Gambiaanse reisleider: hoe die het voor elkaar krijgt hem in
dit achterlijke land met zo’n achterlijke bus te vervoeren. Een halve minuut later eisen de volgende
Nederlandse stresskippen met veel vertoon hun bagage op; ze nemen wel een taxi.

Zonde van de energie want in Gambia komt altijd alles goed. Je ontmoet echt nergens zulke
vindingrijke mensen als daar. Zoals de reisleider ons met veel gepiep en meervoudige echo op
de microfoon uitlegt; wat er ook gebeurt, hij zal ons op tijd op dat vliegveld krijgen. En trouwens,
vervolgt hij met een vette knipoog… denken wij nu echt dat Transavia met een halfleeg vliegtuig naar
Nederland vertrekt.

Er volgt een bemoedigend applaus van de meerderheid van het reisgezelschap. Gelukkig weten ook
veel van mijn landgenoten het: it’s nice to be nice.

Antoinette Verstegen