Landenweb.nl

PERU
Van Cusco naar La Paz 2

Tekst: Joyce Frey.

Vroeg in de morgen stonden wij, een Duits paartje en ik, op het station van Cusco, waar veel bedrijvigheid heerste. Onze koffers werden op een bagagewagen geladen. De gids, waar we nu afscheid van moesten nemen, had ons naar de gereserveerde plaatsen in de wagon gebracht. Die was zeer luxe.

De banken waren zo zacht, dat je er een eind in weg zakte. We hadden een tafel voor ons en veel plaats om de benen te strekken. Het deed me denken aan de Oriëntexpresse; We hadden ons geïnstalleerd en wachtte tot de trein in beweging kwam. Dat deed hij uiteindelijk ook. We werden geweldig door elkaar geschud. Vaak kreeg ik het gevoel op een paard te zitten, dat in galop was.

Steeds speelde de titelmuziek van de Western Serie "Bonanza" door de kop. De trein ging over de Abra la Raya pass die op 4313 meter hoogte ligt. Op die hoogte groeiden nog aardappels en verschillende soorten groente.
Ook schapen, Alpaca’s en Lama's voelden zich hier in hun element. Net als de mensen die in de kleine dorpjes woonden.
In de verte lagen bergen van over de 6000 meter. Langs de rails bobbelde heetwaterbronnen.

Bij een er van, die niet kookte, waren vrouwen bezig de was te doen.
In de middag konden we uit een paar menu's ons eten kiezen.
Het was moeilijk te eten, omdat het bijna niet mogelijk was, de vork in de mond te mikken.

Na het eten werd de koffie geserveerd.
We kregen een grote beker. Ik nam de mijne voorzichtig aan, in de hoop dat het er niet over heen ging. Maar toen ik de beker in de hand had, bleek er maar een klein bodempje koffie in te zitten.
Na tien uur flink door elkaar geschud te zijn, kwam de trein om zes uur in de avond, in Juliaca aan. Daar konden we onze eerste blik op het Titicacameer werpen. De nieuwe gids verwonderde zich dat we er al waren.

Want in de regel ging de trein onderweg kapot en kon het uren duren voor hij gerepareerd kon worden.
Ik was kapot en verheugde me er op al vlug in ons hotel te zullen komen. Ik denk dat het de anderen ook zo verging, want niemand had nog zin de straat op te gaan.

Bij het eten en tijdens de nacht had ik nog steeds het gevoel door elkaar geschud te worden. Ik was blij de volgende ochtend weer vroeg te mogen opstaan. Tijdens het ontbijt voelde ik me al weer een beetje normaal.

Ik had alleen een beetje moeite met ademen. We zaten hier toch op een hoogte van 3800 meter. Na korte tijd had mijn lichaam zich een beetje aangepast; ik zat niet meer te paard, maar in een busje. Na drie uur bereikten we de grens in Pomata, naar Bolivia.

Het duurde lang voor we Peru mochten verlaten. Van mijn laatste centen had ik water gekocht. Toen we bij het volgende hutje stonden moesten we weer lang wachten, totdat eindelijk de pas werd afgestempeld.

In die tussentijd wisselde ik weer geld. Eindelijk kon de reis verder gaan. De wegen in Bolivia waren slechter dan die in Peru.
Het busje reed langs een plaatsje waar een veemarkt werd gehouden, maar het was nog te vroeg. Er waren weinig mensen en dieren te zien. We bekeken verder nog een kerkje in een klein plaatsje.

Toen we weer over de slechte hoofdweg reden, kwamen een paar ziekenwagens met moeiende sirenes op ons afgereden.
Een eindje verder op zagen we twee gekantelde autobusjes aan de rand van de weg liggen. Een hoop volk stond er om heen.

Ik vroeg me af waar die opeens in dit eenzame landschap vandaan kwamen. Af en toe kwamen we bij de eindeloze velden, waar groenten en aardappelen groeide, een troosteloos huisje tegen.
Eindelijk kwamen we in Copacabana aan.

Het leek een welvarende plaats waar het er uit zag of je op een kermis was. Mensen gingen naar de kerk om Gods zegen af te "bidden" Ze wilden auto's, geld,
de pas

huizen en alles wat je maar wensen kan. Die mensen die hun auto al gekregen hadden, kwamen met de auto die versierd was met slingers en bloemen, om God te danken. De mannen die een vrouw hadden gevonden, brachten de vrouw in hun mooiste kleren om er mee te pronken. Zo heerste hier een gezellige bedrijvigheid.

Ook de verkoopstand had een goede dag; De mensen kochten er de dingen die ze later bij het altaar in de kerk zette. Van zoveel bidden en wensen moest je wel honger krijgen. Om ze daar van af te helpen stonden weer andere verkoopstands.

Overal lagen bergen popcorn. Dat moest wel het lievelingseten van de welvarende zijn. Of misschien was het dat ze boete moesten doen, om verhoord te worden.

In Copacabana werd onze bagage naar een boot gebracht die ons naar een zonne eiland voer. Het was niet te bevatten wat hier allemaal nog langs de oevers groeide.
En dat op bijna 4000 meter hoogte.

Verder lezen >> www.reisimpressies.eu - Cusco